English–Afrikaans dictionary

Afrikaans translation of the English word control

English → Afrikaans
  
EnglishAfrikaans (translated indirectly)Esperanto
(reign; rule; governance; regulation; ruling; ascendancy; ascendance); ;
🔗 All these forms of control have been tried and tested in Thailand in the past.
controller
(checker; examiner; inspector; overseer; supervisor)

EnglishAfrikaans
control beheer; beheersing; beheerskakel; beperking; bestryding; besturing; bestuur; beteuel; beteueling; in bedwang hou; kontrole; kontroleer; mag; selfbeheersing; toesig
be in control of die beheer voer oor
birth control geboortebeperking; gesinsbeperking
building control boubeheer
control button kontroleknoppie
control lever stuurhefboom; wisselaar; wisselhefboom
control rod wisselstang
control station beheerstasie; kontrolestasie
control tower verkeerstoring
control traffic verkeer reël
dual control dubbelbesturing
get out of control hand‐uit ruk
have the fire under control die vuur onder beheer hê
have under control onder beheer hê
import control invoerbeheer
lateral control dwarsbesturing
out of control buite beheer; hande uit; niet te regeer nie
remote control afstandsbediening; afstandsbeheer
traffic control verkeersreëling
volume control sterktereëlaar; sterktereëling; volumereëling
wireless control draadlose besturing
breath‐control asembeheersing
control‐arm kontrolearm
control‐catch kontroleknip
control‐column stuurkolom
control‐drag stuurweerstand
control‐flag verkeersvlag
control‐handle kontrolehandvatsel
controllable bedwingbaar; beheersbaar; bestuurbaar; kontroleerbaar; narekenbaar
controller kontroleur; opsigter
controlment bedwang; beheer; kontrole
control‐officer verkeersbeampte
control‐plunger reëlingsdompelaar
control‐room verkeerskamer
controls beheersmiddels; stuurtoestel
control‐shaft kontrole‐as; stelstang
control‐stick stuurknuppel; stuurstok
control‐tender kontrolewa
control‐valve skakelklep; stuurklep
control‐wire stuurdraad
decontrol vrymaak
foot‐control voetstuur
ground‐control van die grond af beheer; vliegvelddiens; vliegveldpersoneel
ignition‐control ontstekingsreëling
influx‐control instromingsbeheer
insect‐control insekbestryding
self‐control selfbedwang; selfbeheersing
spark‐control vonkbeheer