English–Afrikaans dictionary

Afrikaans translation of the English word butt‐joint

English → Afrikaans
  
EnglishAfrikaans (translated indirectly)Esperanto
(aim; goal; purpose; target; end; intent; objective; destination; object);
🔗 Rand kept his mouth shut, certain they were the butt of a joke, now, but Perrin spoke up.
joint
(collective)

EnglishAfrikaans
butt‐joint stuiklas; stuikvoeg
butt geweerkolf; koeëlvanger; kol; kolf; mikpunt; muis; platvis; pyp; sigaretstompie; skyf; stamp; stomp kant; stompie; stoot; stukvat; vat
joint aanknopingspunt; beuel; digmaak; dwarsspleet; geleding; gesamentlik; gewrig; krot; las; lit; mede‐; naat; ring; saamvoeg; skarnier; skeur; stuk vleis; stukkend sny; verbind; verbinding; verdeel; verenig; voeg