Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word zekerheid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(veiligheid);
(securiteit; vastigheid)
certainty
;
certitude
🔗 Wij moeten zekerheid hebben.
(geheid; stellig; vast; zeker)
🔗 Ge antwoordt hem dat er weinig met zekerheid te zeggen valt en dat alles van het moment afhangt.
(spanning)
uncertainty
🔗 De onzekerheid hinderde niemand.

DutchEnglish
zekerheid assurance; certainty; certitude; cinch; safety; security; surety
absolute zekerheid absolute certainty
met zekerheid for certain; surely
sociale zekerheid social security
voor alle zekerheid in case; just in case; to be on the safe side
onzekerheid doubt; dubiety; incertitude; insecurity; suspense; uncertainty; self‐doubt
rechtszekerheid legal security