Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word trouw zweren
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
faithful | ||
🔗 Het is wel duidelijk dat hij zijn leven te danken heeft aan zijn trouwe hond Snuf. | ||
(getrouwheid) | ; faithfulness ; fidelity ; ; | |
(getrouw; loyaal) | faithful ; ; ; trusty | |
(getrouwheid; loyaliteit) | ; ; ; | |
🔗 Vergeet mijn trouw niet! | ||
(getrouw) | faithfully | fidele |
🔗 En Mowgli gehoorzaamde trouw. | ||
loyally | ||
🔗 Ik zal u trouw dienen. | ||
(etteren) | discharge pus | pusi |
; | ||
🔗 Hij zwoer geen wraak te zullen nemen. | ||
🔗 Toen hij drie jaar geleden wegreed, had hij gezworen dat hij nooit meer een voet in dit gat zou zetten en nu was hij toch weer terug. | ||
🔗 Ik had durven zweren dat ik hem kende, en toch wist ik zeker dat ik hem nog nooit had gezien. | ||
Dutch | English |
---|---|
trouw zweren | ⇆ plight troth; ⇆ swear allegiance; ⇆ swear fidelity |
trouw | ⇆ adherence; ⇆ allegiance; ⇆ consistency; ⇆ constancy; ⇆ constant; ⇆ faith; ⇆ faithful; ⇆ faithfully; ⇆ fealty; ⇆ fidelity; ⇆ leal; ⇆ liege; ⇆ loyal; ⇆ loyalty; ⇆ troth; ⇆ trusty; ⇆ stalwart; ⇆ stanch; ⇆ steadfast; ⇆ truly; ⇆ true; ⇆ regular; ⇆ loyally; ⇆ faithfulness; ⇆ marriage |
zweren | ⇆ fester; ⇆ swear; ⇆ ulcerate; ⇆ vow |