Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word stationschef

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
stationschef
station‐master
(baas; gebieder; gezagvoerder); ; ;
🔗 Hoe is die nieuwe chef?
(baas; opperhoofd);
🔗 De verpleger overhandigde hem het briefje dat hij bij zich had, en zijn chef bekeek het met een afkeurend gemompel.
(chef‐kok)
(baas; hoofd; hoofdman; leider);
(stationsgebouw)
🔗 Geen dorp, geen station, zelfs geen fort was er te bekennen.
(statie);
🔗 Mannen met messen hebben vandaag op het station van de Chinese stad Kūnmíng zeker 28 mensen gedood.

DutchEnglish
stationschef station‐master
chef chef; chief clerk; gov; governor; guv’nor; head; manager; master; principal; office‐manager; employer; boss
station depot; station; stage; railway station