Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word sneeuw

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 De sneeuw kraakte onder hun voeten.
(gewone sneeuwbes)
common snowberry
snow globe
neĝglobo
snow pigeon
neĝokolombo
🔗 Vaak sneeuwde het.
snow gum
;
white sallee
neĝa eŭkalipto
snow bunting
neĝemberizo
(vleeskleurige dophei; vleeskleurige dopheide)
winter heath
;
alpine heath
sneeuwhoen
ptarmigan
;
white grouse
sneeuwketting
non‐skid chain
kontraŭglita ĉeno
(sneeuwluipaard)
snow leopard
;
sneeuwpop
snowman
(lawine)
🔗 In de Franse Alpen zijn een onderofficier en drie soldaten van een detachement der genie op de Col du Partaillon door een sneeuwval bedolven en om het leven gekomen.
🔗 Tienduizenden reizigers zijn gestrand vanwege de sneeuwval.
🔗 De eerste sneeuwvlokken zijn zaterdag gevallen in Zeeland.
(spierwit)
snow‐white
🔗 Een sneeuwwitte albatros, de vleugels roerloos uitgespreid, zeilde laag over de beide schepen heen.

DutchEnglish
sneeuw snow; snows
als sneeuw voor de zon verdwijnen disappear like snow before the sun
poedersneeuw powder snow
sneeuwachtig niveous; snowy
sneeuwbank snow‐drift; snow‐bank
sneeuwbes snowberry; common snowberry
sneeuwblind snow‐blind
sneeuwblindheid snow blindness
sneeuwbol snow globe
sneeuwbril snow‐goggles
sneeuwbui snow‐shower
sneeuwduif snow pigeon
sneeuwen snow
sneeuweucalyptus snow gum; white sallee
sneeuwgors snow bunting
sneeuwgrens snow line
sneeuwheide alpine heath; winter heath; winter flowering heather; spring heath
sneeuwhoen ptarmigan; white grouse; snow‐grouse
sneeuwjacht drift; snow‐drift; driving‐snow
sneeuwketting non‐skid chain; snow chain
sneeuwklas ski‐school
sneeuwklokje snowdrop
sneeuwlucht snowy sky
sneeuwpanter ounce; snow leopard
sneeuwploeg snow‐plough
sneeuwpop snowman
sneeuwruimer snow‐plough
sneeuwschoen snowshoe
sneeuwschool ski‐school
sneeuwstorm blizzard; snowstorm
sneeuwsurfen snowboarding
sneeuwuil snow‐owl; snowy owl
sneeuwval snowfall; fall of snow; falls of snow; avalanche; snow‐slide
sneeuwvlaag snow‐shower
sneeuwvlok snowflake; flake of snow
sneeuwwit niveous; snow‐white; snowy; snowy white
sneeuwzeker with guaranteed snow
stuifsneeuw flurry of snow