Information about the word sneeuwen (Dutch → Esperanto: neĝi)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈsneʋə(n)/
Hyphenationsneeu·wen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(het) sneeuwt(het) sneeuwde
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat het) sneeuwe(dat het) sneeuwde
Past participle
(heeft) gesneeuwd

Usage samples

Na een poosje begon het echter te sneeuwen, zodat de weg al gauw verdwenen was.
Vaak sneeuwde het.
Het zal spoedig gaan sneeuwen.
In de afgelopen dagen heeft het zwaar gesneeuwd in de Oostenrijkse Alpen.
Het was weer gaan sneeuwen.
Ook in andere delen van het land is het inmiddels gaan sneeuwen.

Translations

Afrikaanssneeu
Catalannevar
Czechchumelit; sněžit
Danishsne
Englishsnow
English (Old English)sniwan
Esperantoneĝi
Faeroesekava
Frenchneiger
Germanschneien
Italiannevicare
Portuguesenevar
Romanianninge
Saterland Frisiansnäie
Spanishnevar
Swedishsnöa
Turkishkar yağmak