Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word rib

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(ribbe)
(ribstuk)
cutlet
;
(ribbe)
🔗 Hij ging zitten en bevoelde voorzichtig zijn ribben.
🔗 Met een elleboog porde hij Puc tegen de ribbenkast, want de heraut van de hertog was verschenen op het balkon dat uitkeek over de binnenplaats.
(rib)
cutlet
;

DutchEnglish
rib edge; fin; rib
valse ribben false ribs
geribd corded; ribbed
ribbenkast rib‐cage; body; carcass
ribfluweel cord; corduroy
riblap rib
ribstuk flank; rib