Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word racen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
race
🔗 Binnen racete hij de gang door, direct naar boven.
race
vetkuri
(wedloop; wedren)
race
(wedloop)
race
(racewagen)
racer
;
racing car
🔗 Het is de markies met zijn ellendige raceauto!
racing‐bicycle
;
racer
🔗 Ik heb een tijdje terug een racefiets gekocht.
(renpaard)
racehorse
(raceauto)
racer
;
racing car
🔗 Met die woorden wees hij op de racewagen, doch Bulle Bas schudde het hoofd.

DutchEnglish
racen bomb along; race
race event; race
raceauto racer; racing car
racefiets racer; racing‐bicycle
racepaard racehorse
racewagen race car; racing car; racer