Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word praatje

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
;
hearsay
old wives’ tale
babble
;

DutchEnglish
praatje confab; confabulation; fable; gossip; patter; talk
een praatje maken have a chat
een praatje maken met have a chat with
praatjes voor de vaak idle talk
praatjes vullen geen gaatjes fair words butter no parsnips
veel praatjes hebben shoot a line
bakerpraatje old wives’ tale; gossip
buurpraatje gossip; neighbourly talk
oudewijvenpraatje old woman’s tale
oudewijvenpraatjes old wives’ tales; gossip
praat talk; talking; tattle
praatjesmaker squirt; braggart; swaggerer
radiopraatje broadcast talk
verkooppraatje spiel; sales talk; sales pitch