Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word pest

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
pestilence
;
plague
🔗 Het aantal sterfgevallen veroorzaakt door de recente uitbraak van de pest op Madagascar is gestegen naar 107.
bubonic plague
🔗 Een 15‐jarige jongen uit Kirgizië is vorige week overleden aan de builenpest.
pneumonic plague
pulmopesto
🔗 De meerderheid van de patiënten lijdt aan de zeer gevaarlijke longpest.
pestejo
waxwing
Bohemian waxwing
garola bombicolo
(hondeweer; pokkenweer)
rotten weather
(aansteken; besmetten; infecteren)
(vergallen; vergiftigen)
waterweed
;

DutchEnglish
pest bane; black death; blast; pestilence; plague; upas
daar heb ik de pest over in that gives me the hump
de pest aan iets hebben hate and detest something
de pest hebben aan hate and detest
schuwen als de pest shun like the plague; avoid like the plague
builenpest bubonic plague
longpest pneumonic plague
pestachtig pestilential
pestbacil plague bacillus
pestbui bad temper; cantakerous mood
pestbuil plague‐sore
pesthuis pest‐house; plague‐house
pesthumeur bad temper; cantakerous mood
pestlijder plague patient
pestlucht pestilential air
pestvogel chatterer; waxwing; Bohemian waxwing
pestweer rotten weather
tinpest tin disease
varkenspest swine fever; swine‐plague
veepest murrain; rinderpest; cattle‐plague
verpesten blow; cock up; fuck up; infect; infest; putrefy; poison; contaminate; spoil; ruin; louse up; spoil to death
vogelpest fowl plague
waterpest anacharis; waterweed; ditchmoss; pondweed