Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word nogmaals

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(alweer; opnieuw; andermaal; weder; weer);
🔗 Hij keek nogmaals op zijn horloge.
(nog een keer; weer; nog eens)
once more
🔗 Daar verkrachtte hij haar nogmaals.
(keer; reis)
🔗 We hebben elkaar een paar maal op een feestje ontmoet.
(nog steeds; nog altijd);
🔗 Kent u me nog?
🔗 Ik dronk nog wat wijn.

DutchEnglish
nogmaals once again; once more; over again
maal feed; meal; repast; time
nog still; yet; more; even