Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word minzaamheid
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(lief; voorkómend; vriendelijk) | ; | |
🔗 Heer Bommel keek verrast op, want deze minzame toon was hij van de heer de Cantecler niet gewend. | ||
(lief; voorkómend; vriendelijk) | ; | |
🔗 „Ik hoop dat het goed gesmaakt heeft”, vervolgde hij minzaam. |
Dutch | English |
---|---|
minzaamheid | ⇆ affability; ⇆ affableness; ⇆ amenity; ⇆ blandness; ⇆ graciousness; ⇆ suavity |
minzaam | ⇆ affable; ⇆ bland; ⇆ debonair; ⇆ fair‐spoken; ⇆ gracious; ⇆ graciously; ⇆ obliging; ⇆ suave; ⇆ blandly; ⇆ affably |