Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word lot

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(noodlot);
destiny
;
🔗 Of had het lot alweer iets nieuws voor hen in petto?
(fortuin; levenslot)
destiny
; ;
fortune
🔗 De een was het lot gunstig gezind.
🔗 Ja ja, je lot is zwaar.
🔗 Hetzelfde lot wacht Kiëv als Rusland aanvalt, vermoedt Zelensʹkyj.
(lot)
destiny
; ;
fortune
;
lotumi
draw lots
loti
🔗 Ze lootten nu wie de wacht zou houden, en het lot wees Gimli als eerste aan.
(avontuur; perikel)
experience
🔗 In Luthers tijd kon iedereen die dit deed serieus in de problemen komen, zo getuige een lotgeval van een plaatselijke reformator.
(bestemming; voorland)
destiny
;
🔗 Nu, niet langer behoeftig, was hij vrij om zijn eigen lotsbestemming te volgen.

DutchEnglish
lot allotment; destiny; dole; doom; fate; fortune; lot; lottery‐ticket; ticket
dat is een lot uit de loterij that’s a stroke of luck
iemand aan zijn lot overlaten leave somebody to his devices; leave somebody to it; abandon somebody to his fate; leave somebody to his fate; leave somebody to his own devices
speling van het lot whim of fate
zich iemands lot aantrekken interest oneself in somebody’s behalf
levenslot allotment
loten ballot; cast lots; draw; draw lots
lotgenoot companion in distress
lotgeval adventure