Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word leed

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(kommer)
suffering
🔗 Men voelt: hier heerst leed.
malica ĝojo
(spijt)
regret
;
sorrow
(doorstaan; uitstaan); ; ;
🔗 Mijn vijanden zouden lijden, zoals ik geleden had, en erger!
(dulden; gedogen; toelaten; tolereren; velen; verdragen); ; ;
🔗 Hoe kan zo iemand dergelijk gezelschap lijden?
(ondergáán)
🔗 De secessionisten hadden zware verliezen geleden.
🔗 Je weet toch dat ik aan slapeloosheid lijdt!
suffering
suffering
🔗 Zijn lijden moest daarom vreselijk zijn!

DutchEnglish
leed affliction; discomfort; distress; grief; harm; injury; sorrow; tribulation; trouble
het doet mij leed I am sorry
iemand zijn leed klagen pour out one’s grief to somebody
in lief en leed for better and for worse; in weal and woe
u zal geen leed geschieden you shall suffer no harm
kinderleed childish grief
leedvermaak pleasure at another’s misfortune; malicious pleasure; schadenfreude; enjoyment of other’s mishap
leedwezen regret; sorrow
lijden aching; endure; make; meet with; pain; passion; suffer; tolerate; undergo; suffering; sufferings; sustain; bear; stand