Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word kiem

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(embryo)
🔗 Maar je hebt me wel de kiem van een idee gegeven…
(oog; zaad)
(blastula)
(zaadlob)
cotyledon
(ontkiemen)
🔗 De zaden kiemen pas in de lente.
spring up
(blastoderm)
blastoderm
(bedekking; bekleedsel)
tegument
(aseptisch)
aseptic
(onvruchtbaar; steriel)
sterile
sterila
(blasteem)
(albumen; eiwit);
endosperm

DutchEnglish
kiem bud; embryo; eye; germ; seed; spore
kiemblad cotyledon
kiemcel germ‐cell
kiemen germinate
kiemvrij germ‐free
kiemwortel germ root
tarwekiem wheatgerm