Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word inplanten
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(inprenten) | implant | enplanti |
🔗 Ik ben toen naar de tuindeuren gelopen en zag direct dat de begonia’s net ingeplant waren. | ||
(binnen; op; te; van; aan) | ; ; | |
🔗 En zie, daar viel hij in een beerput. | ||
(aan; betreffende; met; naar; omtrent; op; over; van; voor) | ; ; ; ; ; | |
🔗 De jongens verschillen enigszins in lengte. | ||
(bij; gedurende; onder; met; op) | ; | |
🔗 In de afgelopen tien jaar hebben ongeveer tweeduizend arbeiders uit heel Europa aan de tunnel gewerkt. | ||
(aanplanten; poten; uitplanten) | ||
🔗 Heb jij dat geplant? |
Dutch | English |
---|---|
inplanten | engraft; implant; inculcate; infix |
in | aboard; about; at; in; inside; into; on; within; of; for; to; up |
planten | bed out; implant; intersperse; plant; put in; raise; set |