Information about the word inplanten (Dutch → Esperanto: enplanti)

Synonym: inprenten

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɪmplɑntə(n)/
Hyphenationin·plan·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) plant in(ik) plantte in
(jij) plant in(jij) plantte in
(hij) plant in(hij) plantte in
(wij) planten in(wij) plantten in
(jullie) planten in(jullie) plantten in
(gij) plant in(gij) planttet in
(zij) planten in(zij) plantten in
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) inplante(dat ik) inplantte
(dat jij) inplante(dat jij) inplantte
(dat hij) inplante(dat hij) inplantte
(dat wij) inplanten(dat wij) inplantten
(dat jullie) inplanten(dat jullie) inplantten
(dat gij) inplantet(dat gij) inplanttet
(dat zij) inplanten(dat zij) inplantten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
plant inplant in
Participles
Present participlePast participle
inplantend, inplantende(hebben) ingeplant

Usage samples

Ik ben toen naar de tuindeuren gelopen en zag direct dat de begonia’s net ingeplant waren.

Translations

Englishimplant
Esperantoenplanti
Germaneinpflanzen