Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word fatsoeneren

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
modeligi
finalize
;
put in finished form
;
tidy up
🔗 Het meisje baadde, kleedde zich, fatsoeneerde haar zwarte haar, en kwam toen aarzelend de grote kamer van de tent in, waar Rhialto zich bij haar voegde aan het ontbijt.
(gepastheid; voegzaamheid; welvoeglijkheid; decorum)
decency
;
decorum
🔗 Ik was blij dat hij tenminste zoveel fatsoen had.
(coupe; snit; vorm)

DutchEnglish
fatsoeneren fashion; knock into shape; lick into shape; model; put into shape; shape
fatsoen cut; decency; decorum; fashion; form; gentility; principle; propriety; respectability; shape; manners; good manners; make