Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word familieberichten
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (informatie; inlichting; verwittiging) | ||
| (mare; mededeling; communicatie) | communication | |
🔗 De volgende morgen stond het bericht over de brand in Slot Bommelstein groot in de krant. | ||
| (boodschap) | ||
| (bekendmaking; kennisgeving; mare; verwittiging) | communication ; message ; ; | |
| (tijding) | communication | |
| (gezin; huisgezin) | ||
🔗 Ze hebben elkaar en hun belangrijkste spullen, maar verder is de familie Nijland alles kwijt wat ze in Slovenië bij zich hadden. | ||
| (sibbe) | relations ; relatives ; ; | |
🔗 Het blad en de stengel zijn giftig, net zoals bij aardappel‐, aubergine‐ en paprikaplanten, die tot dezelfde familie behoren. | ||
🔗 In Nederland gaan veel moslims tijdens het suikerfeest op bezoek bij familie. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| familieberichten | births, marriages and deaths; personal column |
| bericht | account; advertisement; advice; announcement; dispatch; information; intelligence; item; message; news; notice; report; tidings; communication; paragraph |
| familie | belongings; connections; family; kin; kindred; kinsfolk; parentage; people; relatives; stock; relations |