English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word efficient

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
efficient (able; competent; capable; skilled)	competent	kompetenta
efficient (effective; effectual; efficacious; decisive)	doeltreffend ; efficiënt	efika
efficiency (ability; competence; competency)	competentie ; deskundigheid	kompetenteco
efficiency (output; yield)	efficiëntie ; rendement	rendimento
inefficient (unable; incompetent)	onbekwaam ; incapabel	nekapabla
inefficient (untrained; incompetent)	incompetent ; onbevoegd ; ondeskundig	nekompetenta
inefficient	inefficiënt	neefika

English	Dutch
efficient	⇆ bekwaam; ⇆ competent; ⇆ doelmatig; ⇆ doeltreffend; ⇆ efficiënt; ⇆ geschikt; ⇆ krachtdadig; ⇆ krachtig; ⇆ productief; ⇆ redzaam; ⇆ renderend; ⇆ werkend
efficiency	⇆ arbeidsprestatie; ⇆ bekwaamheid; ⇆ doelmatigheid; ⇆ doeltreffendheid; ⇆ efficiëntie; ⇆ geschiktheid; ⇆ krachtdadigheid; ⇆ nuttig effect; ⇆ productiviteit; ⇆ rendement
inefficient	⇆ inefficiënt; ⇆ onbruikbaar; ⇆ ondoelmatig