Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word behagen
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (aanstaan; believen; bevallen) | ||
🔗 Umma zag er niet naar uit alsof ze de mannen nog zou behagen. | ||
| (genoegen; welbehagen; welgevallen) | pleasure | |
| (aangenaam; genoeglijk; leuk; prettig; plezant) | ||
🔗 Buiten blies een kille wind over de vlakte, maar hier beneden verspreidde een vuurtje behaaglijke warmte. | ||
| (welgevallig; senang) | pleasing ; pleasant | plaĉa |
nicely ; pleasantly | ||
🔗 Behaaglijk leunde hij achterover op zijn stoel. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| behagen | ⇆ complacence; ⇆ complacency; ⇆ delight; ⇆ gratification; ⇆ gratify; ⇆ please; ⇆ pleasure |
| behagen scheppen in | ⇆ delight in; ⇆ take a pleasure in; ⇆ take delight in; ⇆ take pleasure in; ⇆ find pleasure in |
| behaaglijk | ⇆ comfortable; ⇆ comfy; ⇆ cosily; ⇆ cosy; ⇆ grateful; ⇆ gratefully; ⇆ pleasing; ⇆ snug; ⇆ pleasant |