Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word afgeleid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
afgeleid worden
(zich ontspannen; zich verstrooien)
distract
(abstraheren; deduceren)
deduce
;
distract
;
divert
🔗 Buiten gierde de wind om de ramen en binnen borrelden de retorten, maar de geleerde liet zich niet afleiden.
;
(wegvoeren)
divert
(besluiten; concluderen; opmaken);
induce
; ;
conclude
malatentigi

DutchEnglish
afgeleid derivative; derived; inferential
afleiden abstract; conclude; deduce; derive; distract; divert; draw off; educe; gather; induce; infer; lead down; take off; shunt; sidetrack