De vervoeging van het Nederlandse werkwoord schrijden

Onregelmatige vormen zijn in rood gedrukt.
Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schrijd(ik) schreed
(jij) schrijdt; schrijd (jij)(jij) schreed
(hij) schrijdt(hij) schreed
(wij) schrijden(wij) schreden
(gij) schrijdt(gij) schreedt
(zij) schrijden(zij) schreden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schrijde(dat ik) schrede
(dat jij) schrijde(dat jij) schrede
(dat hij) schrijde(dat hij) schrede
(dat wij) schrijden(dat wij) schreden
(dat gij) schrijdet(dat gij) schredet
(dat zij) schrijden(dat zij) schreden
Gebiedende wijs
AlgemeenMeervoud
schrijdschrijdt
Deelwoorden
TegenwoordigVerleden
schrijdend(e)(hebben1/zijn2) geschreden


Noten

1 als het begin‐ of eindpunt ener beweging niet wordt aangegeven

Voorbeeld: Ze hebben een uur door het park geschreden.

2 als het begin‐ of eindpunt ener beweging wordt aangegeven

Voorbeeld: Inmiddels is hij naar de uitgang geschreden.