Informatie over het woord woonplaats (Nederlands → Esperanto: loĝloko)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈʋonplats/
Afbrekingwoon·plaats

Voorbeelden van gebruik

Een 61‐jarige man uit Enschede is vrijdagavond overleden door een schietpartij in zijn woonplaats.
Ik ben tijdelijk zonder woonplaats.

Vertalingen

Deensbopæl; sted
DuitsWohnort
Engelsabode
Esperantoloĝloko
Finsasuinpaikkakunta
Fransdomicile; localité
Italiaansresidenza
Papiamentsbibá
Portugeesdomicílio
SaterfriesWoonsteede
Spaansdomicilio
Tsjechischbydliště