Synoniemen: doek, overgordijn, scherm, voorhang, voorhangsel
| Woordsoort | zelfstandig naamwoord |
|---|
| Uitspraak | /ɣɔrˈdɛi̯n/ |
|---|
| Afbreking | gor·dijn |
|---|
| Geslacht | onzijdig |
|---|
| Meervoud | gordijnen |
|---|
| Verkleinwoord |
|---|
| Enkelvoud | Meervoud |
|---|
| gordijntje | gordijntjes |
Ik had hun schoenen onder het gordijn al gezien op het moment dat ik binnenkwam.
De geur hangt dus nog in de gordijnen.
Ik wil de gordijnen liever niet opendoen.
Lisel ging naar het raam en deed de gordijnen open.
Maar op dat moment werder een gordijn terzijde geschoven en trad en een onaangename grijsaard naar voren.