Informatie over het woord diboĉi

Woordsoortwerkwoord
Afbrekingdi·boĉ·i

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijddiboĉas
Verleden tijddiboĉis
Toekomende tijddiboĉos
 
Voorwaardelijke wijs
diboĉus
 
Gebiedende wijs
diboĉu

Actieve deelwoorden
Tegenwoordige tijddiboĉanta
Verleden tijddiboĉinta
Toekomende tijddiboĉonta

Vertalingen

Catalaansdisbauxar
Duitsausschweifend leben; liederlich leben; ein ausschweifendes Leben führen; prassen; schwelgen; schlemmen
Engelsrevel; wallow
Fransbamboucher; faire la noce
Nederlandsaan de rol zijn; boemelen; brassen; slempen; uitspatten; zwijnen
Portugeesviver em farra; viver no deboche
Saterfriesliederelk lieuwje
Spaansir de juerga