Informatie over het woord opkomen (Nederlands → Esperanto: aliĝi al sia regimento)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpkomə(n)/
Afbrekingop·ko·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kom op(ik) kwam op
(jij) komt op(jij) kwam op
(hij) komt op(hij) kwam op
(wij) komen op(wij) kwamen op
(jullie) komen op(jullie) kwamen op
(gij) komt op(gij) kwaamt op
(zij) komen op(zij) kwamen op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opkome(dat ik) opkwame
(dat jij) opkome(dat jij) opkwame
(dat hij) opkome(dat hij) opkwame
(dat wij) opkomen(dat wij) opkwamen
(dat jullie) opkomen(dat jullie) opkwamen
(dat gij) opkomet(dat gij) opkwamet
(dat zij) opkomen(dat zij) opkwamen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kom opkomt op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opkomend, opkomende(zijn) opgekomen

Voorbeelden van gebruik

Ik moest opkomen in Maastricht en de eerste onafzienbare maand mochten wij nog niet met verlof.

Vertalingen

Esperantoaliĝi al sia regimento