Informo pri la vorto choqueren (nederlanda → esperanto: ŝoki)

Sinonimoj: aanstoot geven, kwetsen, schokken, schandaliseren

Vortspecoverbo
Prononco/sjɔˈkerə(n)/
Dividochoqu·er·en

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) choqueer(ik) choqueerde
(jij) choqueert(jij) choqueerde
(hij) choqueert(hij) choqueerde
(wij) choqueren(wij) choqueerden
(jullie) choqueren(jullie) choqueerden
(gij) choqueert(gij) choqueerdet
(zij) choqueren(zij) choqueerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) choquere(dat ik) choqueerde
(dat jij) choquere(dat jij) choqueerde
(dat hij) choquere(dat hij) choqueerde
(dat wij) choqueren(dat wij) choqueerden
(dat jullie) choqueren(dat jullie) choqueerden
(dat gij) choqueret(dat gij) choqueerdet
(dat zij) choqueren(dat zij) choqueerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
choqueerchoqueert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
choquerend, choquerende(hebben) gechoqueerd

Uzekzemploj

Goeie genade, we hebben die vriendelijke meneer gechoqueerd.

Tradukoj

anglashock
esperantoŝoki
feroaskelka
francachoquer; heurter
germanaAnstoß erregen
hispanachocar; desagradar; escandalizar
katalunaxocar
portugalachocar; melindrar
saterlanda frizonaOunsteet reke