Informatie over het woord schijnen (Nederlands → Esperanto: ŝajni)

Synoniemen: lijken, óverkomen, toeschijnen, toelijken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxɛi̯nə(n)/
Afbrekingschij·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schijn(ik) scheen
(jij) schijnt(jij) scheen
(hij) schijnt(hij) scheen
(wij) schijnen(wij) schenen
(jullie) schijnen(jullie) schenen
(gij) schijnt(gij) scheent
(zij) schijnen(zij) schenen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schijne(dat ik) schene
(dat jij) schijne(dat jij) schene
(dat hij) schijne(dat hij) schene
(dat wij) schijnen(dat wij) schenen
(dat jullie) schijnen(dat jullie) schenen
(dat gij) schijnet(dat gij) schenet
(dat zij) schijnen(dat zij) schenen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schijnschijnt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schijnend, schijnende(hebben) geschenen

Voorbeelden van gebruik

En jij schijnt hier ook moeilijkheden te hebben.
Die redevoering scheen toch wel indruk te maken.
Ik schijn een gevoelige snaar te hebben geraakt!
Het motief voor ons beider aanwezigheid hier schijnt hetzelfde te zijn.
De westelijke weg schijnt de gemakkelijkste.

Vertalingen

Albaneesdukem
Catalaansfigurar; semblar
Deensforekomme
Duitsscheinen
Engelsappear; seem
Esperantoŝajni
Faeröerstykja
Finsnäyttää
Fransparaître; sembler
IJslandsþykja
Italiaansparere
Nederduitslyken
Papiamentsparce; parse
Poolszdawać się
Portugeesafiguar‐se; mostrar‐se; parecer; ter aparência de
Roemeenspărea
Saterfriesläite; skiene
Spaansfigurársele; parecer
Tsjechischzdát se
Westerlauwers Friesskine; lykje
Zweedssynas; tyckas