Informatie over het woord afsluiten (Nederlands → Esperanto: ĉirkaŭbari)

Synoniemen: omheinen, omsluiten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfslœy̯tən)/
Afbrekingaf·slui·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) sluit af(ik) sloot af
(jij) sluit af(jij) sloot af
(hij) sluit af(hij) sloot af
(wij) sluiten af(wij) sloten af
(jullie) sluiten af(jullie) sloten af
(gij) sluit af(gij) sloot af
(zij) sluiten af(zij) sloten af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afsluite(dat ik) afsloote
(dat jij) afsluite(dat jij) afsloote
(dat hij) afsluite(dat hij) afsloote
(dat wij) afsluiten(dat wij) afslooten
(dat jullie) afsluiten(dat jullie) afslooten
(dat gij) afsluitet(dat gij) afslootet
(dat zij) afsluiten(dat zij) afslooten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
sluit afsluit af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afsluitend, afsluitende(hebben) afgesloten

Vertalingen

Duitsumzäunen; einzäunen; einhegen; eingattern
Engelsfence off
Esperantoĉirkaŭbari
Portugeescercar em redor de
Zweedshägna