Informatie over het woord waken (Nederlands → Esperanto: vigili)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋakə(n)/
Afbrekingwa·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) waak(ik) waakte
(jij) waakt(jij) waakte
(hij) waakt(hij) waakte
(wij) waken(wij) waakten
(jullie) waken(jullie) waakten
(gij) waakt(gij) waaktet
(zij) waken(zij) waakten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wake(dat ik) waakte
(dat jij) wake(dat jij) waakte
(dat hij) wake(dat hij) waakte
(dat wij) waken(dat wij) waakten
(dat jullie) waken(dat jullie) waakten
(dat gij) waket(dat gij) waaktet
(dat zij) waken(dat zij) waakten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
waakwaakt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wakend, wakende(hebben) gewaakt

Voorbeelden van gebruik

Zes van hen waakten voortdurend bij de baar van Athelstane, terwijl de anderen zich hun aandeel in voedsel, drank en vrolijkheid niet lieten ontgaan.

Vertalingen

Esperantovigili
Fransveiller
Portugeesestar de vigília; vigiar