Informatie over het woord zich bevinden (Nederlands → Esperanto: trovi sin)

Woordsoortwederkerend werkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bevind mij(ik) bevond mij
(jij) bevindt je(jij) bevond je
(hij) bevindt zich(hij) bevond zich
(wij) bevinden ons(wij) bevonden ons
(jullie) bevinden ons(jullie) bevonden ons
(gij) bevindt u(gij) bevondt u
(zij) bevinden zich(zij) bevonden zich
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) mij bevinde(dat ik) mij bevonde
(dat jij) je bevinde(dat jij) je bevonde
(dat hij) zich bevinde(dat hij) zich bevonde
(dat wij) ons bevinden(dat wij) ons bevonden
(dat jullie) ons bevinden(dat jullie) ons bevonden
(dat gij) u bevindet(dat gij) u bevondet
(dat zij) zich bevinden(dat zij) zich bevonden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zich bevindend, zich bevindende(hebben) zich bevonden