Synoniem: forceren
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ovərˈspɑnə(n)/ |
Afbreking | over·span·nen |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) overspan | (ik) overspande |
(jij) overspant | (jij) overspande |
(hij) overspant | (hij) overspande |
(wij) overspannen | (wij) overspanden |
(jullie) overspannen | (jullie) overspanden |
(gij) overspant | (gij) overspandet |
(zij) overspannen | (zij) overspanden |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) overspanne | (dat ik) overspande |
(dat jij) overspanne | (dat jij) overspande |
(dat hij) overspanne | (dat hij) overspande |
(dat wij) overspannen | (dat wij) overspanden |
(dat jullie) overspannen | (dat jullie) overspanden |
(dat gij) overspannet | (dat gij) overspandet |
(dat zij) overspannen | (dat zij) overspanden |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
overspan | overspant |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
overspannend, overspannende | (hebben) overspand |
Engels | strain |
---|---|
Esperanto | trostreĉi |