Informatie over het woord celi

Woordsoortwerkwoord
Afbrekingcel·i

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdcelas
Verleden tijdcelis
Toekomende tijdcelos
 
Voorwaardelijke wijs
celus
 
Gebiedende wijs
celu

 Deelwoorden
 Actieve deelwoordenPassieve deelwoorden
Tegenwoordige tijdcelantacelata
Verleden tijdcelintacelita
Toekomende tijdcelontacelota

Vertalingen

Afrikaansteiken; mik vir
Catalaansapuntar; aspirar a
Deenssigte
Duitsabsehen; bezwecken; trachten nach; zielen; anvisieren; visieren; aufs Korn nehmen; abzielen auf; hinzielen auf; hinauswollen auf; es abgesehen haben auf; streben nach
Engelsmean; aim; target; aim at; aim for; be after
Fransavoir pour but; viser
Hongaars
Luxemburgsmengen
Nederduitsmeynen; bedolen
Nederlandsbedoelen; doelen; het gemunt hebben op; het voorzien hebben op; menen
Papiamentsintenshoná
Portugeesapontar; mirar; tender; ter em vista; ter por fim; visar a
Saterfriesousjo; trachtje ätter
Spaansapuntar a; aspirar a; querer decir