Informatie over het woord óvervaren (Nederlands → Esperanto: transveturi)

Synoniem: óverrijden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈovərvaːrə(n)/
Afbrekingover·va·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vaar over(ik) voer over
(jij) vaart over(jij) voer over
(hij) vaart over(hij) voer over
(wij) varen over(wij) voeren over
(jullie) varen over(jullie) voeren over
(gij) vaart over(gij) voert over
(zij) varen over(zij) voeren over
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) overvare(dat ik) overvoere
(dat jij) overvare(dat jij) overvoere
(dat hij) overvare(dat hij) overvoere
(dat wij) overvaren(dat wij) overvoeren
(dat jullie) overvaren(dat jullie) overvoeren
(dat gij) overvaret(dat gij) overvoeret
(dat zij) overvaren(dat zij) overvoeren
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vaar overvaart over
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
overvarend, overvarende(zijn) overgevaren