Informo pri la vorto souperen (nederlanda → esperanto: supei)

Vortspecoverbo
Prononco/suˈperə(n)/
Dividosou·pe·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) soupeer(ik) soupeerde
(jij) soupeert(jij) soupeerde
(hij) soupeert(hij) soupeerde
(wij) souperen(wij) soupeerden
(jullie) souperen(jullie) soupeerden
(gij) soupeert(gij) soupeerdet
(zij) souperen(zij) soupeerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) soupere(dat ik) soupeerde
(dat jij) soupere(dat jij) soupeerde
(dat hij) soupere(dat hij) soupeerde
(dat wij) souperen(dat wij) soupeerden
(dat jullie) souperen(dat jullie) soupeerden
(dat gij) souperet(dat gij) soupeerdet
(dat zij) souperen(dat zij) soupeerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
soupeersoupeert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
souperend, souperende(hebben) gesoupeerd

Uzekzemploj

Drie mensen soupeerden samen, onder andere met kreeft uit blik.
Om ongeveer kwart over zeven riep mevrouw Inglethorp dat we moesten opschieten, omdat we vroeg zouden souperen.

Tradukoj

esperantosupei
francasouper