Synoniemen: aanporren, aansporen, aanvuren, prikkelen, zwepen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /stimyˈleːrə(n)/ |
---|
Afbreking | sti·mu·le·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) stimuleer | (ik) stimuleerde |
(jij) stimuleert | (jij) stimuleerde |
(hij) stimuleert | (hij) stimuleerde |
(wij) stimuleren | (wij) stimuleerden |
(jullie) stimuleren | (jullie) stimuleerden |
(gij) stimuleert | (gij) stimuleerdet |
(zij) stimuleren | (zij) stimuleerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) stimulere | (dat ik) stimuleerde |
(dat jij) stimulere | (dat jij) stimuleerde |
(dat hij) stimulere | (dat hij) stimuleerde |
(dat wij) stimuleren | (dat wij) stimuleerden |
(dat jullie) stimuleren | (dat jullie) stimuleerden |
(dat gij) stimuleret | (dat gij) stimuleerdet |
(dat zij) stimuleren | (dat zij) stimuleerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
stimuleer | stimuleert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
stimulerend, stimulerende | (hebben) gestimuleerd |
Gestimuleerd door bewijzen van dit risico—as vermengd met verbrande botten en flarden leer—versnelden Reith, Traz en Anacho hun pas.
Cognac stimuleerde zijn denken en hij had het idee dat zijn denken wel enige stimulans kon gebruiken.