Synoniemen: stampen, trappelen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈstɑmpfutə(n)/ |
---|
Afbreking | stamp·voe·ten |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) stampvoet | (ik) stampvoette |
(jij) stampvoet | (jij) stampvoette |
(hij) stampvoet | (hij) stampvoette |
(wij) stampvoeten | (wij) stampvoetten |
(jullie) stampvoeten | (jullie) stampvoetten |
(gij) stampvoet | (gij) stampvoettet |
(zij) stampvoeten | (zij) stampvoetten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) stampvoete | (dat ik) stampvoette |
(dat jij) stampvoete | (dat jij) stampvoette |
(dat hij) stampvoete | (dat hij) stampvoette |
(dat wij) stampvoeten | (dat wij) stampvoetten |
(dat jullie) stampvoeten | (dat jullie) stampvoetten |
(dat gij) stampvoetet | (dat gij) stampvoettet |
(dat zij) stampvoeten | (dat zij) stampvoetten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
stampvoet | stampvoet |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
stampvoetend, stampvoetende | (hebben) gestampvoet |