Informatie over het woord stampen (Nederlands → Esperanto: stamfi)

Synoniemen: stampvoeten, trappelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstɑmpə(n)/
Afbrekingstam·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stamp(ik) stampte
(jij) stampt(jij) stampte
(hij) stampt(hij) stampte
(wij) stampen(wij) stampten
(jullie) stampen(jullie) stampten
(gij) stampt(gij) stamptet
(zij) stampen(zij) stampten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) stampe(dat ik) stampte
(dat jij) stampe(dat jij) stampte
(dat hij) stampe(dat hij) stampte
(dat wij) stampen(dat wij) stampten
(dat jullie) stampen(dat jullie) stampten
(dat gij) stampet(dat gij) stamptet
(dat zij) stampen(dat zij) stampten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stampstampt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
stampend, stampende(hebben) gestampt

Voorbeelden van gebruik

„We zullen zien”, snauwde de politiechef en hij stampte de kamer uit.
„Dit zint mij meer”, zei de dwerg, op de stenen stampend.

Vertalingen

Engelsstamp
Esperantostamfi; stampfi
Franspiaffer; trépigner
Spaansatabalear; piafar; tabalear