Synoniemen: doormaken, ervaren, meemaken, ondervinden
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈlevə(n)/ |
---|
Afbreking | be·le·ven |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) beleef | (ik) beleefde |
(jij) beleeft | (jij) beleefde |
(hij) beleeft | (hij) beleefde |
(wij) beleven | (wij) beleefden |
(jullie) beleven | (jullie) beleefden |
(gij) beleeft | (gij) beleefdet |
(zij) beleven | (zij) beleefden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) beleve | (dat ik) beleefde |
(dat jij) beleve | (dat jij) beleefde |
(dat hij) beleve | (dat hij) beleefde |
(dat wij) beleven | (dat wij) beleefden |
(dat jullie) beleven | (dat jullie) beleefden |
(dat gij) belevet | (dat gij) beleefdet |
(dat zij) beleven | (dat zij) beleefden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
beleef | beleeft |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
belevend, belevende | (hebben) beleefd |
Zo’n rare manier van inkopen heb ik nog nooit beleefd.
Ik hoop nog meer van die dagen te beleven.
Er was daar niets te beleven.