Informatie over het woord dromen (Nederlands → Esperanto: sonĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdromə(n)/
Afbrekingdro·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) droom(ik) droomde
(jij) droomt(jij) droomde
(hij) droomt(hij) droomde
(wij) dromen(wij) droomden
(jullie) dromen(jullie) droomden
(gij) droomt(gij) droomdet
(zij) dromen(zij) droomden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) drome(dat ik) droomde
(dat jij) drome(dat jij) droomde
(dat hij) drome(dat hij) droomde
(dat wij) dromen(dat wij) droomden
(dat jullie) dromen(dat jullie) droomden
(dat gij) dromet(dat gij) droomdet
(dat zij) dromen(dat zij) droomden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
droomdroomt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
dromend, dromende(hebben) gedroomd

Voorbeelden van gebruik

Ik had het gevoel dat ik droomde.
Nu zullen jullie stellig zeggen dat ik droomde. maar dat was toch niet zo.
Heb ik nu gedroomd of niet?

Vertalingen

Albaneesëndërroj
Catalaanssomiar
Deensdrømme
Duitsträumen
Engelsdream
Esperantosonĝi
Faeröersdroyma
Fransrêver; songer
Hongaarsálmodik
IJslandsdreyma
Italiaanssognare
Jiddischחלוםען
Maleisbermimpi; mimpi
Papiamentssoña
Poolsśnić
Portugeessonhar
Saterfriesdrööme
Spaanssoñar
Sranandren
Thaisฝัน
Westerlauwers Friesdreame
Zweedsdrömma