Informatie over het woord zwijgen (Nederlands → Esperanto: silenti)

Synoniemen: er het zwijgen toe doen, stilzwijgen, zich stilhouden, zijn mond houden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈzʋɛi̯ɣə(n)/
Afbrekingzwij·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zwijg(ik) zweeg
(jij) zwijgt(jij) zweeg
(hij) zwijgt(hij) zweeg
(wij) zwijgen(wij) zwegen
(jullie) zwijgen(jullie) zwegen
(gij) zwijgt(gij) zweegt
(zij) zwijgen(zij) zwegen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zwijge(dat ik) zwege
(dat jij) zwijge(dat jij) zwege
(dat hij) zwijge(dat hij) zwege
(dat wij) zwijgen(dat wij) zwegen
(dat jullie) zwijgen(dat jullie) zwegen
(dat gij) zwijget(dat gij) zweget
(dat zij) zwijgen(dat zij) zwegen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zwijgzwijgt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zwijgend, zwijgende(hebben) gezwegen

Voorbeelden van gebruik

Maar nog beter, zwijg wanneer ouderen spreken.
Zwijgend liep het tweetal het weggetje af.
De oude luisterde zwijgend.
Hij zweeg en keek gehinderd naar het einde van de weg waar een auto slingerend naderde.
Zelfs de nachtegalen zwegen.
Ik zweeg een hele tijd.

Vertalingen

Albaneeshesht
Catalaanscallar
Deenstie
Duitsschweigen
Engelsbe quiet; be silent
Engels (Oudengels)swigian
Esperantosilenti
Faeröerstiga
Finsvaieta
Fransse taire
Italiaanstacere
Portugeescalar‐se
Saterfriesswiegje
Spaanscallarse
Sranantantiri
Zweedstiga