Synoniemen: op zoek zijn naar, snorren, uitkijken, uitzien, uitzien naar, zoeken naar, naslaan
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈzukə(n)/ |
---|
Afbreking | zoe·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) zoek | (ik) zocht |
(jij) zoekt | (jij) zocht |
(hij) zoekt | (hij) zocht |
(wij) zoeken | (wij) zochten |
(jullie) zoeken | (jullie) zochten |
(gij) zoekt | (gij) zocht |
(zij) zoeken | (zij) zochten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) zoeke | (dat ik) zochte |
(dat jij) zoeke | (dat jij) zochte |
(dat hij) zoeke | (dat hij) zochte |
(dat wij) zoeken | (dat wij) zochten |
(dat jullie) zoeken | (dat jullie) zochten |
(dat gij) zoeket | (dat gij) zochtet |
(dat zij) zoeken | (dat zij) zochten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
zoek | zoekt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
zoekend, zoekende | (hebben) gezocht |
Zoekt u hier misschien iets of iemand?
Jullie hebben natuurlijk naar haar gezocht?
Wij zochten u elders.
Het was dan ook reeds in de middag toen de duistere omtrekken van het gezochte pand in het gezicht kwamen.
Ik draaide me om en zocht naar mijn sigaretten.
Zoek een vijl!