Informatie over het woord excuseren (Nederlands → Esperanto: senkulpigi)

Synoniemen: verontschuldigen, verschonen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɛkskyˈzerə(n)/
Afbrekingex·cu·se·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) excuseer(ik) excuseerde
(jij) excuseert(jij) excuseerde
(hij) excuseert(hij) excuseerde
(wij) excuseren(wij) excuseerden
(jullie) excuseren(jullie) excuseerden
(gij) excuseert(gij) excuseerdet
(zij) excuseren(zij) excuseerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) excusere(dat ik) excuseerde
(dat jij) excusere(dat jij) excuseerde
(dat hij) excusere(dat hij) excuseerde
(dat wij) excuseren(dat wij) excuseerden
(dat jullie) excuseren(dat jullie) excuseerden
(dat gij) excuseret(dat gij) excuseerdet
(dat zij) excuseren(dat zij) excuseerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
excuseerexcuseert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
excuserend, excuserende(hebben) geëxcuseerd

Vertalingen

Catalaansdisculpar; excusar
Deensundskylde
Duitsentschuldigen
Engelsexcuse
Esperantosenkulpigi
Fransexcuser
Papiamentsdiskulpá
Poolsuniewinniać
Saterfriesäntscheeldigje; äntskeeldigje
Spaansdisculpar; excusar
Thaisขอโทษ
Tsjechischomluvit; prominout
Zweedsurskulda; ursäkta