Informatie over het woord salueren (Nederlands → Esperanto: saluti militiste)

Synoniem: aanslaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/salyˈʋerə(n)/
Afbrekingsa·lu·e·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) salueer(ik) salueerde
(jij) salueert(jij) salueerde
(hij) salueert(hij) salueerde
(wij) salueren(wij) salueerden
(jullie) salueren(jullie) salueerden
(gij) salueert(gij) salueerdet
(zij) salueren(zij) salueerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) saluere(dat ik) salueerde
(dat jij) saluere(dat jij) salueerde
(dat hij) saluere(dat hij) salueerde
(dat wij) salueren(dat wij) salueerden
(dat jullie) salueren(dat jullie) salueerden
(dat gij) salueret(dat gij) salueerdet
(dat zij) salueren(dat zij) salueerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
salueersalueert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
saluerend, saluerende(hebben) gesalueerd

Voorbeelden van gebruik

Glimlachend keek hij naar de draagkoets en hij salueerde beleefd bij het passeren.
Bij de heerser gekomen, maakte de militair halt en salueerde zwijgend.
Een paleiswacht die hem tegemoetkwam, salueerde.
De agenten salueerden en gingen hun wijk in.

Vertalingen

Engelssalute
Esperantosaluti militiste