Informatie over het woord schaterlachen (Nederlands → Esperanto: ridegi)

Synoniem: schateren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxatərlɑxə(n)/
Afbrekingscha·ter·lach·en

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schaterlach(ik) schaterlachte
(jij) schaterlacht(jij) schaterlachte
(hij) schaterlacht(hij) schaterlachte
(wij) schaterlachen(wij) schaterlachten
(jullie) schaterlachen(jullie) schaterlachten
(gij) schaterlacht(gij) schaterlachtet
(zij) schaterlachen(zij) schaterlachten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schaterlache(dat ik) schaterlachte
(dat jij) schaterlache(dat jij) schaterlachte
(dat hij) schaterlache(dat hij) schaterlachte
(dat wij) schaterlachen(dat wij) schaterlachten
(dat jullie) schaterlachen(dat jullie) schaterlachten
(dat gij) schaterlachet(dat gij) schaterlachtet
(dat zij) schaterlachen(dat zij) schaterlachten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schaterlachschaterlacht
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schaterlachend, schaterlachende(hebben) geschaterlacht

Voorbeelden van gebruik

Het vrouwtje keek schaterlachend toe hoe haar gastheer met de getroffen voet in de handen door de kamer sprong.

Vertalingen

Duitslaut lachen; schallend lachen
Engelsroar with laughter
Esperantoridegi
Latijncachinnare
Portugeesdar gargalhadas
Spaansreír a carcajadas; risotear
Zweedsgapskratta