Informatie over het woord grijnzen (Nederlands → Esperanto: ridetaĉi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣrɛi̯nzə(n)/
Afbrekinggrijn·zen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) grijns(ik) grijnsde
(jij) grijnst(jij) grijnsde
(hij) grijnst(hij) grijnsde
(wij) grijnzen(wij) grijnsden
(jullie) grijnzen(jullie) grijnsden
(gij) grijnst(gij) grijnsdet
(zij) grijnzen(zij) grijnsden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) grijnze(dat ik) grijnsde
(dat jij) grijnze(dat jij) grijnsde
(dat hij) grijnze(dat hij) grijnsde
(dat wij) grijnzen(dat wij) grijnsden
(dat jullie) grijnzen(dat jullie) grijnsden
(dat gij) grijnzet(dat gij) grijnsdet
(dat zij) grijnzen(dat zij) grijnsden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
grijnsgrijnst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
grijnzend, grijnzende(hebben) gegrijnsd

Voorbeelden van gebruik

Hij grijnsde en opende het vuur.
De twee kerels keken elkaar aan en grijnsden, want ze begrepen elkaar maar al te goed.
Tim grijnsde bij de gedachte aan wat de blanken te wachten stond wanneer ze een hele week zouden blijven.
Nog altijd grijnzend liet Sam zich op zijn knieën vallen.

Vertalingen

Engelsgrin
Esperantoridetaĉi
Fransricaner