Synoniemen: bijstellen, rechtzetten, verbeteren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /rɛktifiˈserə(n)/ |
---|
Afbreking | rec·ti·fi·ce·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) rectificeer | (ik) rectificeerde |
(jij) rectificeert | (jij) rectificeerde |
(hij) rectificeert | (hij) rectificeerde |
(wij) rectificeren | (wij) rectificeerden |
(jullie) rectificeren | (jullie) rectificeerden |
(gij) rectificeert | (gij) rectificeerdet |
(zij) rectificeren | (zij) rectificeerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) rectificere | (dat ik) rectificeerde |
(dat jij) rectificere | (dat jij) rectificeerde |
(dat hij) rectificere | (dat hij) rectificeerde |
(dat wij) rectificeren | (dat wij) rectificeerden |
(dat jullie) rectificeren | (dat jullie) rectificeerden |
(dat gij) rectificeret | (dat gij) rectificeerdet |
(dat zij) rectificeren | (dat zij) rectificeerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
rectificeer | rectificeert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
rectificerend, rectificerende | (hebben) gerectificeerd |