Informatie over het woord zich terugtrekken (Nederlands → Esperanto: retiriĝi)

Synoniemen: aftrekken, de aftocht blazen, retireren, terugkrabbelen

Woordsoortwederkerend werkwoord
Afbrekingzich te·rug·trek·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) trek mij terug(ik) trok mij terug
(jij) trekt je terug(jij) trok je terug
(hij) trekt zich terug(hij) trok zich terug
(wij) trekken ons terug(wij) trokken ons terug
(jullie) trekken ons terug(jullie) trokken ons terug
(gij) trekt u terug(gij) trokt u terug
(zij) trekken zich terug(zij) trokken zich terug
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) mij zich terugtrekke(dat ik) mij terugtrokke
(dat jij) je zich terugtrekke(dat jij) je terugtrokke
(dat hij) zich zich terugtrekke(dat hij) zich terugtrokke
(dat wij) ons terugtrekken(dat wij) ons terugtrokken
(dat jullie) ons terugtrekken(dat jullie) ons terugtrokken
(dat gij) u terugtrekket(dat gij) u terugtrokket
(dat zij) zich terugtrekken(dat zij) zich terugtrokken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
trek je terugtrekt je terug
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zich terugtrekkend, zich terugtrekkende(zijn) zich teruggetrokken

Voorbeelden van gebruik

Geen wonder dat hij zich haastig onder de dekens wilde terugtrekken.
De stortregens zijn inmiddels opgehouden en het water trekt zich terug.